zaterdag 22 oktober 2011

Eve

Afwezig staarde ik in de knetterende vlammen. Het kampvuur wierp een beweeglijk licht op de gezichten van de andere mensen die rond het kampvuur zaten. Roan en Matthew praatten over Matthew's voorgaande kampavonturen. Lucas had zijn armen om zich heen geslagen, alsof hij het koud had, en Florence staarde naar haar langzaam smeltende marshmallow. Zelf had ik net mijn zesde marshmallow aan mijn stokje geprikt. De fluffige substantie werd langzaam zacht en kleverig. "Pas op!" riep Roan ineens tegen Florence. Ze haalde verbaasd haar stokje uit het vuur. Haar marshmallow had vlamgevat, maar ze deed geen moeite het te doven. In plaats daarvan keek ze gefascineerd toe hoe haar marshmallow pikzwart werd. "Dat gebeurt altijd, de eerste avond." zei Matthew geruststellend toen de marshmallow uitgefikt was. "Zonde..." prevelde Roan. Florence haalde haar schouders op. "Het was wel mooi, vind je niet?" vroeg ze met haar hoge, wazige stem. "Net een bloem, of een komeet!" Mijn eigen marshmallow was net klaar. Snel trok ik hem uit het vuur en begon te blazen. Op dat moment hoorde ik wat takjes kraken achter de boomstam waar ik opzat. Toen ik omkeek zag ik Brooke in de richting van ons kampvuur kijken. Ze had haar schouders opgetrokken en haar dunne vestje dichtgeritst tot onder haar kin. Zwijgend kwam ze naast ons zitten. "Hallo Blonde Prinses!" riep Florence opgewekt. "Wil je ook een marshmallow?" Ze stak haar stok met de verbrande marshmallow uit. Brooke trok haar neus op. "Nee bedankt." zei ze zuinig. "Ik kom hier alleen maar zitten omdat ik het koud heb. Meer niet."Roan pakte de stok van Florence aan. "Deze moet je niet meer opeten hoor." lachte hij, terwijl hij de plakkerige substantie van de stok plukte en er een nieuwe marshmallow aanprikte. "Dankjewel Sinaasappeljongen." zei Florence glimlachend toen ze de stok terugkreeg. Matthew keek geïntrigeerd naar Brooke. "Wil je ook geen marshmallow die niet verbrand is?" vroeg hij terwijl hij haar de zak aanreikte. Brooke leek even te twijfelen. "Nee bedankt." "Weet je het zeker?" vroeg ik, zelf met mijn mond vol zoete marshmallow. "Je weet niet wat je mist. En je hebt bij het barbecueën ook nauwelijks wat gegeten." "Ik zei toch nee?" beet Brooke me toe. Ik trok mijn wenkbrauwen op. "Nou sorry hoor, Prinses." mompelde ik. Brooke reageerde niet. Ze bleef verbeten in de vlammen staren. Haar gezicht stond op onweer. Florence leek een aantal signalen niet op te vangen. "Ik zei toch dat ze op een prinses leek!" riep ze, blij dat iemand haar blijkbaar gelijk gaf. Brooke kneep haar ogen nog iets verder tot spleetjes. Ik vond het eigenlijk best vermakelijk. "Inderdaad Florence." zei ik gemaakt vriendelijk. "Volgens mij vindt ze dat zelf ook!" Florence keek me stralend aan, en stopte een gesmolten marshmallow in haar mond. Brooke keek me van opzij vuil aan. Die kon dus duidelijk niet tegen een grapje. Ik zuchtte. Waarom kon ze niet gewoon genieten van het warme vuurtje en de mooie natuur?

maandag 17 oktober 2011

Matthew

Na nog een tijdje bij de barbecue gestaan te hebben, besloot ik maar bij de tafel van de rest te gaan zitten. Ik nam een paar worstjes mee voor mezelf, en nog een stapel vlees voor de rest. En een paar vegaburgers voor Florence. Ik zette de borden op tafel en ging naast Roan zitten. "Het is allemaal heel lekker, Matt." zei hij toen hij met veel moeite een grote hap vlees had doorgeslikt. "Dat ehm.. Is goed om te horen." zei ik met een grijns. Eve zat ook zo snel mogelijk haar voedsel naar binnen te werken. Lucas at zijn vlees gewoon netjes, en Florence prikte een beetje dromerig in haar vegaburgers. Ik keek over Lucas' schouder naar het tafeltje verderop. Brooke zag er ontzettend ongelukkig uit. Ik vroeg me echt af wat er met haar aan de hand was. Na een tijdje hadden we allemaal ons eten op, en verhuisde het kamp als een man naar de omgehakte boomstammen bij de kampvuur plaats. Zelf vond ik dit altijd een van de leukste dingen aan het kamp. Het kon altijd zo knus zijn bij het kampvuur. Meestal zaten we na een paar weken ook met klein groepje bij het kampvuur als het geen officiële kampvuur avond was. Er gingen stokken rond en een grote bak met marshmallows. Gary was ondertussen druk bezig om alle kampvuren aan te krijgen. De kleine kinderen zaten sowieso bij een ander kampvuur dan de zestien plussers, zodat ze straks makkelijk naar hun hutten geloodst konden worden om te gaan slapen. De zestien plussers mochten dan nog even blijven zitten en dan zouden de griezelverhalen beginnen. "Ik hou van marshmallows." zei Roan enthousiast, en hij prikte zijn stok vol met de spekjes. Ik glimlachte en zorgde zelf ook dat er wat marshmallows op mijn stokje zaten. We hielden de stokken dicht bij het vuur zodat de marshmallows konden smelten. Ondertussen was het donker geworden en waren de sterren zichtbaar boven onze hoofden.

dinsdag 11 oktober 2011

Florence

De middag ging voorbij als een vogel op weg naar een slaapplaats voor de winter. Of als een raket. Compleet met vuur aan het eind. Al snel was het dan ook al tijd voor het kampvuur en de barbeque. We zaten aan houten picknicktafeltjes vlakbij de kampvuurplaats en aten van plastic bordjes met plastic bestek. Op een betegeld stukje stonden een paar grote barbeques waar een aantal leiders en leidsters chaotisch omheen renden. Surfplankman stond ook bij de barbecue en praatte af en toe met een mollige dame met hetzelfde blonde haar als hij. Af en toe draaide één van hen een hamburger om, of ze verplaatsen een kipsaté. Ik zat aan een tafel met Lucas, De Sinaasappeljongen en De Eerste Vrouw. Surfplankman had ook aan ons tafeltje gezeten voor hij naar de barbecue was gelopen. De Blonde Prinses zat helemaal alleen aan een rafeltje aan de rand van het veld. Ik vond het een beetje zielig voor haar, want ze keek niet zo blij, en at bijna niets. Alles wat van de barbecue af kwam bekeek ze met een walgende blik. Misschien was ze vegetariër, net als ik! Maar voor mij hadden ze vegaburgers van soja en groenten gebakken. Die had ik nog nooit eerder geproeft dus ik was er heel benieuwd naar. "Ik ben zo weer terug." zei ik tegen Lucas, Sinaasappeljongen en de Eerste Vrouw. Ik liep naar de Blonde Prinses toe en ging tegenover haar aan tafel zitten. "Ben je vegetariër?" vroeg ik toen ik zat. De Blonde Prinses haar wenkbrauwen kropen naar elkaar toe. "Nee." zei ze kortaf. "Wil je soms een stuk van mijn vegaburger?" probeerde ik weer. "Nee." zei de Blonde Prinses. Deze 'nee' was iets feller geweest dan de vorige. "Oké." zei ik met een glimlach, en ik stond op en huppelde weer naar mijn eigen tafel. "Wat ging je doen?" vroeg De Eerste Vrouw. Ze kraste met haar plastic vorkje over haar plastic bord. Dwars door een plasje cocktailsaus. "Ik vroeg me af waarom ze geen vlees at." antwoordde ik dromerig. "En wat zei ze toen?" vroeg de Sinaasappeljongen nu. Ik dacht even na. "Nee." zei ik toen. De Eerste Vrouw keek even achterom. "Arrogant." zei ze alleen maar. Soms had je dat. Dat je gewoon zomaar ineens een woord zei. Ik had het zelf ook wel eens. Alleen had ik het nog nooit met het woord 'arrogant' gehad. Ik had het meestal met woorden als 'wasverzachter', 'Woodstock' en 'Koekjes'. Surfplankman onderbrak mijn stroom van gedachten toen hij bij de tafel verscheen met een schaal vol enigzins aangebrand vlees. De Eerste Vrouw en de Sinaasappeljongen hielden gretig hun bord omhoog. "Wil jij nog wat eten, Lucas?" vroeg Surfplankman, toen hij de borden van de andere twee had aangevuld. "Doe maar een speklapje." zei Lucas, en hij gaf zijn bord aan Surfplankman. Toen hij klaar was met vlees uitdelen liep Surfplankman weer terug naar de barbecue om even later terug te komen met mijn vegaburger. "Eet smakelijk." zei hij terwijl hij zijn parelwitte tanden blootlachte. "Dankjewel Surfplankman." zei ik met het bestek al in mijn handen.

Als mijn beschrijving van Matthew's moeder niet klopt, voel je vrij om het aan te passen.

zondag 9 oktober 2011

Brooke

Ik schopte boos tegen de takjes voor mijn voeten. Waarom was ik hier? Wat deed ik hier? Wat was het voor belachelijke regel dat ik mijn mobiel niet bij me mocht hebben! Wat was dit voor afgelegen plek! Ik zuchtte en bleef bij de zoveelste boom staan. Eigenlijk had ik de neiging om hier te gaan zitten. Ik keek naar beneden en zag allemaal takjes, blaadjes en modder. Ik haalde mijn neus op en liep verder. Hoe konden mensen dit leuk vinden? We waren compleet afgesneden van de buitenwereld. Ik had hier niet om gevraagd. Waarom was ik hier het slachtoffer terwijl ik hier niet om gevraagd had? Het was gewoon oneerlijk. Na een tijdje lopen werd de bebossing minder dicht en kwam er gras tevoorschijn. Dit liep een stuk makkelijker. Er waren een stuk minder takken waarvoor je uit moest kijken en ik kon mijn evenwicht veel beter bewaren. Een stuk verderop glinsterde iets en ik begon erheen te lopen. De zon scheen in mijn gezicht. Waarom had ik mijn zonnebril nou weer niet meegenomen? Ik liep richting het glinsterende en ik kwam erachter dat het een meertje was. Ik leunde voorover en stak mijn hand in het water. Ik trok hem meteen terug. Het was erg koud. Er lag een grote kei bij de oever en ik ging erop zitten. Ik haalde het kapotte medaillon uit mijn broekzak. Ik had andere kleren aan getrokken nadat ik was gevallen en ik droeg nu een strakke, witte broek. Ik legde het medaillon op mijn schoot en hield het sluitinkje dichtbij mijn gezicht. Er was een ringetje losgeschoten, maar als ik het nou vast kon maken aan een ander ringetje, misschien dat hij het dan nog deed. Ik begon ermee te prutsen en was er helemaal op geconcentreerd. Het lukte alleen niet. Ik was er een half uur mee bezig geweest toen ik het opgaf. Ik klikte het medaillon nog een keer open. Mason en ik in een vrolijke omhelzing. Het was mijn verjaardag geweest van vorig jaar. Toen had hij me dit medaillon ook gegeven. Ik glimlachte even flauwtjes. Hij was op het moment zo ver weg, en ik kon hem niet bereiken. Het gaf me een triest gevoel van binnen. Ik had altijd op Mason kunnen vertrouwen. Ik had altijd bij hem terecht gekund de afgelopen twee jaar. En nu was er gewoon geen mogelijkheid om met hem te kunnen praten. Ik klapte het medaillon weer dicht en stopte het terug in de broekzak. Ik keek over het meer heen en mijn ogen bleven hangen op een bepaalde steiger. Er zaten mensen op. Vijf mensen in totaal. Als ik me niet vergiste waren het de mensen die iets meer dan een uur geleden in onze hut hadden gestaan. Ik beet op mijn lip en leunde met mijn kin op mijn knieën. Ik moest er het beste van zien te maken. Ik staarde over het meer.

zaterdag 8 oktober 2011

Eve

Ik keek Brooke na en rolde geërgerd met mijn ogen. Wat een aanstelster. "Oké... Wat doen we nu?" vroeg de roodharige jongen. Het bleef even stil. "Als jij het hier zo goed kent... Waarom geef je ons geen rondleiding?" zei hij tegen Matthew. "We hebben toch vrij tot vanavond." Matthew haalde zijn schouders op. "Ik vind het goed." De andere jongen waarvan ik net had gehoord dat hij Lucas heette knikte wat onzeker. "Gaan jullie ook mee?" vroeg Matthew aan mij en Florence. Ik stond op van het bed en sloot me aan bij de groep. "Ja, 's goed." mompelde ik. Florence keek Matthew een paar seconden zwijgend aan. Toen stak ze haar handen uit. "Wil je me even overeind helpen, Surfplankman?" Matthew trok een wenkbrauw op. "Wat, kom je zelf niet meer overeind?" "Jawel." zei Florence droog. Ze vertrok geen spier en bleef haar armen uitsteken. Matthew zuchtte en pakte haar handen, waarna ze soepel overeind veerde en even haar pony omhoog blaaste. "Dankjewel." zei ze, en ze ging de anderen voor de hut uit. "Ik neem aan dat dat betekent dat zij ook meegaat?" vroeg de roodharige jongen met een grijns. "Ik denk het." zei ik grijnzend. "Ik ben trouwens Eve." ik stak mijn hand uit naar de beide jongens van wie ik de naam nog niet kende. "Roan." zei de rooie, die mijn hand even vastpakte. Lucas leek minder enthousiast om zich voor te stellen. Hij keek even naar mijn hand alsof hij bang was dat hij een stroomstoot zou krijgen als hij hem aanraakte. "Lucas." zei hij, nog voordat hij mijn hand aanraakte. Toen hij hem eenmaal vast had liet hij hem meteen weer los en schonk me een ongemakkelijke glimlach. "Oké, laten we gaan dan." zei Matthew opgewekt, en hij haalde Florence in. We liepen over de vele bospaadjes van het kamp langs de anderen houten huisjes. Hier en daar zagen we andere kampeerders op de hutjes. Die van de mensen onder de 16 stonden wat verder weg, zodat die geen last hadden van het lawaai van de 16-plussers, die veel later naar bed mochten. We liepen langs verscheidenen toiletgebouwen en ook langs een nu nog brandschone douche unit met ertegenover een rij wasbakken met roestige spiegels erboven. Hoewel ik aanvankelijk niet zo heel enthousiast was geweest begon ik nu toch wel steeds meer zin te krijgen in de komende acht weken. De rondleiding gaf me het kampgevoel waar ik als kind altijd zo naar verlangde. "En dit is het openluchttheater." zei Matthew toen we aankwamen bij een terrein dat deed denken aan het Colosseum in het klein. En zonder de muren. Eigenlijk was het eerder een Grieks theater in het klein. Er waren oplopende bankjes, en in het midden stond een betonnen poduimpje. Het grootste deel van het publiek keek neer op het podium. "Hier is altijd de bonte avond aan het eind van het kamp, en af en toe is er open podium." legde Matthew uit. Florence luisterde niet eens naar zijn uitleg. Ze huppelde over de tribune en klom op het podium. Daar ging ze weer in kleermakerszit zitten met haar ogen gesloten. Na even rondgekeken te hebben ging Roan Florence halen zodat we weer verder konden. "Ik vind je haar erg mooi, Sinaasappeljongen." zei Florence vanuit het niets. "Ehm... Dankje." zei Roan, terwijl hij even aan een pluk van zijn rode haar plukte. De volgende plek waar we kwamen was de kampvuurplaats. Er waren meerdere kleine kringetjes van keien, waarbinnen de grond zwart was en bezaaid met houtskoolresten. Om de kringetjes heen langen dikke boomstammen waar aan de bovenkant een stuk vanaf was gezaagd zodat ze als bankjes fungeerden. "Hier gaan we vanavond dus zitten." zei Matthew met een vaag gebaar. "Gezellig." zei Roan. Het zag er inderdaad gezellig uit. Florence was het er blijkbaar mee eens. Ze huppelde neuriënd tussen de vuurplaatsen door. Toen ze weer terug bij ons was liepen we verder. "En nu komen we bij wat misschien wel mijn favoriete plekje op het hele terrein is." zei Matthew terwijl we over een smal bospaadje liepen. "Het meer." "Het pas mondde uit op een open plek, waar een prachtig meertje schitterde in het zonlicht. Aan één kant was het meertje omgeven met een zanderig strandje, en voor de rest grensde het aan een redelijk egaal stuk grasveld. Over het meer stonden meerdere steigers. Matthew liep naar de steiger het dichtste bij de bosrand en bleef erop staan. "Wat zeggen jullie ervan als we hier even uitrusten?" Iedereen knikte instemmend, en Florence ging meteen zitten en trok haar sandaaltjes uit, waarna ze haar voeten in het water liet zakken. "Is dat niet koud?" vroeg ik, terwijl ik ook ging zitten. "Valt wel mee." zei Florence, die haar voeten rustig in het water heen en weer bewoog. Ook Roan ging nu zitten, net als Matthew. Alleen Lucas stond nog overeind. Hij maakte ook geen aanstalten om te gaan zitten en staarde afwezig over het water.

Roan

Ik keek het meisje geamuseerd na. "Goh. Excentriek persoon." zei ik met een grijns tegen Matthew. "Hmhm." zei hij. Hij leek nog steeds een beetje van slag. "Kom. Laten we maar naar onze hut gaan." zei ik, en ik sloeg hem even vriendschappelijk op zijn schouder. "Hé, jij! Hoe heette je ook alweer?" riep ik naar achteren. Daar stond de jongen die ook bij ons aan tafel had gezeten en later was binnen gekomen. Hij zat ook in onze hut. Hij keek me een beetje ongemakkelijk aan. "Lucas." zei hij na een aantal seconden. "Oh ja. Lucas. Kom je mee?" zei ik, en ik begon te lopen. We liepen over het nog steeds nogal drassige bospaadje richting onze hut. De zon scheen door de bomen heen, wat voor van die typische zonnestralen zorgde. "Dus Matt. Wat zijn de opties voor vandaag? Jij bent de kenner." zei ik. Ik liep met mijn handen in mijn zakken. "Nou ehm.. De eerste dag is gewoon een introductiedag. Er staan nog niet echt iets op het programma. Iedereen krijgt de kans om kennis te maken met het terrein. Vanavond is er een barbecue bij het kampvuur, maar daar houdt het ook wel mee op." zei Matthew. Ik knikte even goedkeurend. "Barbecues zijn goed. Heel goed." zei ik met een opgetrokken mondhoek. Het duurde niet lang voordat ons hutje in zicht was. "Waarom zijn er eigenlijk zes bedden? We zijn maar met z'n drieën." vroeg ik toen we binnen waren gekomen en ik naar mijn bed liep. "We zitten in het resthutje. Er waren niet genoeg kampeerders meer om dit hutje op te vullen, en we zijn dus nog maar met z'n drieën. Dat is bij de Adelaar en de Libelle allebei het geval." legde Matthew uit. Lucas stond nog steeds een beetje awkward te doen in de deuropening. Ik begon dingen op mijn nachtkastje te zetten. Foto's van de familie. Foto's van Emily, mijn kat. En een kleine wekker. Altijd handig. Toen ik weer op keek zat Lucas ook op zijn bed en zat Matthew een beetje stil te doen. "Ehm.. Ik moet die hut inspectie nog doen." zei hij na een tijdje. "We kunnen wel mee gaan, toch Luke?" Ik keek even naar Lucas. Zijn gezicht betrok een beetje. Het bleef stil. Wist hij niet wat hij moest zeggen? Of wilde hij gewoon niet mee? "Ehm.. Lucas." zei hij toen. Ik was even in de war. "Pardon?" zei ik dan ook. "Lucas. Ik heet Lucas, geen Luke." zei hij. Zijn stem klonk een beetje steviger nu. "Oh, sorry.. Lucas.." Dat was awkward. Ik had gedacht dat ik hem wel Luke mocht noemen. Kennelijk was dat niet zo. Ik stond op. "Goed. Hutinspectie?" zei ik. Matthew knikte en stond op. "Laten we dat maar doen. Dan zijn we er weer vanaf. De Libelle is niet zover hier vandaan. Lucas stond ook op, en we liepen met z'n drieën de hut weer uit. We liepen zo'n vijf minuten toen Matthew begon te wijzen. "Kijk. Dáár is de Libelle." zei hij. Achter een paar bomen werd inderdaad een hutje zichtbaar. Toen we dichterbij kwamen, kon ik zien dat de deur open stond en dat het vreemde meisje van net op de veranda zat. "Hallo Surfplankman. Sinaasappeljongen." zei ze toen ze ons zag. Ik keek haar even raar aan en daarna keek ik naar Matthew. "Sinaasappeljongen?" zei ik zachtjes. "Vraag er maar niet naar." zei Matthew wijs terug. Het meisje stond op. "Jou ken ik nog niet." zei ze tegen Lucas. Hij keek een beetje bang. "Wat is jouw naam?" vroeg ze. Ze hield haar hoofd een klein beetje schuin. "Lucas Kensington." zei Lucas een beetje moeilijk. "Lucas. Lucas is een mooie naam. Hallo Lucas. Ik ben Florence." zei ze. Er schoot me iets te binnen. Ze wist natuurlijk nog niet hoe ik heette, daarom noemde ze me Sinaasappeljongen. "Oh. Ik ben Roan Collins." zei ik dan ook maar. Florence knikte eventjes. "Komen jullie de hut inspecteren?" vroeg ze. Matthew knikte even. Ze liep naar de open deur. "Kom maar binnen, Surfplankman, Sinaasappeljongen en Lucas." zei ze dromerig. "Wacht even. Waarom noem je hem wel Lucas en hebben wij rare bijnamen?" vroeg Matthew. Hij haalde me de woorden uit de mond. "Omdat ik Lucas een mooie naam vind." zei Florence, en ze glimlachte vaagjes. Het drong tot me door dat, dat eigenlijk niet zo aardig was om te zeggen, maar op een of andere manier nam ik dat haar niet kwalijk. Het leek alsof ze het helemaal niet als een belediging bedoelde, en ik nam het dan ook niet al te zwaar op. We liepen de hut binnen en ik zag twee meisjes elk aan een andere kant van de hut zitten. Het ene meisje had kort zwart haar en het andere meisje was blond en zag er niet zo gelukkig uit. De sfeer in de hut was nogal gespannen. "Wat doen zij hier." zei de blondine met een opgetrokken wenkbrauw. "Hutinspectie." zei Matthew een beetje ongemakkelijk. "We moeten controleren of jullie hier nog mobieltjes hebben." Het blonde meisje keek nogal hooghartig. "Wat een flauwekul." Ik herkende haar nu als het meisje dat zo'n herrie had geschopt bij de openingsceremonie. "Ga je gang. Je gaat toch niks vinden." zei het meisje met het zwarte haar. Florence was in het midden van de hut in kleermakerszit op de grond gaan zitten. En keek ons nog steeds dromerig aan. "Oké. Laten we dit maar snel doen." zei Matthew met een zucht en hij begon de nachtkastjes te doorzoeken. Toen hij dat gedaan had stond hij op. Hij wierp een blik op de koffers, maar toen hij de blik van het blonde meisje kruiste, leek hij op het idee te komen om te stoppen met de inspectie. "Oké. We zijn klaar. Prettige dag nog." zei Matthew, en hij liep richting de deur. Lucas en ik draaiden ons ook om en op dat moment klonk er een riedeltje. Een ringtone. Iemand had een smsje. Matthew draaide zich ongemakkelijk weer om. Met blonde meisje was opgestaan en had een mobieltje in haar hand. "Wil je dat alsjeblieft aan mij geven?" zei Matthew en hij stak zijn hand uit. Het blonde meisje gaf hem een kwade blik waar ik nogal bang van werd en liep op hem af. Ze gooide het mobieltje in zijn hand en stampte de hut uit. "Goh. Die is vrolijk zeg." zei ik met een opgetrokken wenkbrauw.

donderdag 6 oktober 2011

Florence

Na de opstand van de Blonde Prinses was de lunch geserveerd. Vooral de erwtjes vond ik erg lekker. Ze deden me denken aan parels, maar dan zachter en groen. En lekkerder, waarschijnlijk. Ik had nog nooit een parel gegeten, maar ik kon me niet voorstellen dat ze lekker waren. Al kon ik daar natuurlijk heel ver naast zitten. Tijdens het eten zag ik Surfplankman aan een tafeltje zitten achterin de zaal. Naast hem zat een jongen met sproeten en haar in de kleur van sinaasappels. Toen ik zwaaide, zwaaide niet alleen Surfplankman, maar ook de Sinaasappeljongen terug. Ik glimlachte even en nam toen nog een grote hap erwtjes. Na het eten dromde iedereen in grote groepen naar buiten. Bij de deur stond een dame met een plastic krat waar iedereen zijn mobieltje in moest gooien. De Blonde Prinses veroorzaakte nogal wat opstapping, omdat ze nog steeds weigerde haar mobieltje in te leveren. Nadat er een extra meneer bij was gehaald om haar ervan te overtuigen dat ze echt haar mobieltje moest afstaan omdat ze anders naar huis werd gestuurd legde ze dan eindelijk met tegenzin haar mobieltje op de bodem van de krat. Voorzichtig, alsof het een pasgeboren baby was. Toen ik aan de beurt was wilde ik eigenlijk gewoon doorlopen, maar een slanke hand met lichtelijk gerimpelde vingers hield me tegen. Ik keek gefascineerd naar haar ringvinger, waar een gigantisch groen stuk plastic aan glinsterde. "Je mobiel graag." zei de dame, die me zuinig aankeek. Ze was van middelbare leeftijd en haar kastanjebruin geverfde haar zat in een slap staartje dat precies tussen de opening van haar pet doorpiepte. "Heb ik niet." zei ik opgewekt. De dame nam me achterdochtig op. "Die heb je niet?" Ze kneep haar ogen tot spleetjes, waardoor ze nog meer rimpeltjes kreeg. "Een jonge meid als jij?" Ik haalde mijn schouders op en wilde doorlopen, maar de vrouw had haar hand nog niet weggehaald. "Ik geloof je verhaaltjes niet, jongedame. Inleveren." Ik keek de dame een beetje verbaasd aan. "Maar ik heb er echt geen!" zei ik met lichte stemverheffing. Achter me hoorde ik een bekende jongensstem. "Wat is hier aan de hand?" Ik draaide me om en zag een blond hoofd naderen. "Surfplankman!" riep ik opgelucht. "Kom je me redden?" Ik gaf hem een glimlachje. Surfplankman fronste en keek naar de Mobieltjesdame. "Is er een probleem?" vroeg hij neutraal. De Mobieltjesdame sloeg haar armen over elkaar. "Madame beweert dat ze geen mobieltje heeft." prevelde ze, terwijl ze neerbuigend naar me gebaarde. Surfplankman keek me een beetje verrast aan. "Is dat waar?" Ik knikte. "Er is toch niemand die me wil bellen." zei ik glimlachend. "En in de jaren 70 had niemand er één!" Surfplankman knikte langzaam. De Mobieltjesdame stond nog steeds met haar armen over elkaar. "Dat geloof je toch niet? Tegenwoordig hebben alle jongelui zo'n ding!" riep ze verontwaardigd. Surfplankman keek peinzend van mij naar de Mobieltjesdame en weer terug. "Nee, ik geloof haar wel, Margaret." besloot hij toen. "Ik zie haar er wel voor aan om er geen te hebben." De Sinaasappeljongen, die al die tijd achter Surfplankman had gestaan stapte nu ook naar voren. "Ja, ik geloof haar ook." zei hij serieus. "Ze ziet er niet uit alsof ze liegt." Hij keek me even aan en lachte een flinke verzameling witte tanden bloot. "En bovendien. Niet iedereen is even gehecht aan dat ding. Ik heb er wel één, maar ik gebruik hem ook nauwelijks." En daarmee gooide hij zijn ietwat ouderwetje telefoon nonchalant in de krat. De Mobieltjesdame leek iets minder zeker van haar zaak. "Oké dan, loop maar door." zei ze, duidelijk nog niet overtuigd. "Maar ik vind dat je haar hut moet doorzoeken, Bennett." Surfplankman slaakte een diepe zucht. "Goed, zal ik doen. Maar ik vertrouw erop dat we niets zullen vinden." Verward keek ik om me heen. Zowel Surfplankman als de Sinaasappel jongen gebaarden grijnzend dat ik door mocht lopen. "Dankjewel jongens, ik vind jullie heel aardig!" zei ik blij, waarna ik beide jongens een vluchtige knuffel gaf. Ze keken allebei een beetje verbaasd, vooral Surfplankman. Sinaasappeljongen grinnikte alleen een beetje ongemakkelijk. "Tot straks bij de hutinspectie!" riep ik toen ik buiten stond. Ik zwaaide nog even, draaide me om en huppelde weg richting de Libelle.

Matthew

Toen ik klaar was in de keuken, liep via de hal die de gebouwen verbond naar de kantine. Vanaf nu was ik echt een kampeerder. Geen werk meer. Tenminste.. Voorlopig. Ik ging aan de zijkant aan een tafel zitten zodat ik de hele kantine kon zien. Op een of andere vage manier werden er altijd meteen groepjes gevormd tussen bepaalde mensen. Er was al en tafel bezet met allemaal giechelende meisjes in bikini. Dat was ook zo typisch. Een van de dingen die meisjes eigenlijk meteen deden als ze aankwamen was hun bikini aantrekken. Waarom? Wat had dat voor zin? Het meer was zelfs nog afgesloten de eerste dag.. De kantine stroomde steeds voller en ik bestudeerde de mensen om me heen. Ik zat nog steeds alleen aan een tafel en eigenlijk vond ik dat helemaal niet zo'n groot probleem. Ik zat hier wel prima. De giechelende bikini meisjes werden nu vergezeld door de gespierde jongens met korte broeken. Ook zat er al een tafeltje met rappers, en eentje met de paardrijders. Ze waren er altijd zo makkelijk uit te pikken. "Hallo, mede hutbewoner!" zei opeens een vrolijke stem en ik keek op. De jongen met het rode haar en de sproeten was bij me aan tafel komen zitten. Roan heette hij, als ik het me goed herinnerde. "Hé." zei ik vrolijk. "Bevalt het je wat hier?" voegde ik eraan toe. "Oh ja, prima! Het is ontzettend mooi en bossig hier. Ik vind het nu al geweldig." zei Roan. Hij had een erg vrolijk gezicht. "Dat is mooi. Ik kom hier al vanaf mijn zesde, maar toch verbaasd de natuur me elk jaar weer opnieuw." Roan keek me eventjes verbaasd aan. "Vanaf je zesde? Maar dat is lang zeg.." zei hij met een vragend gezicht. "Mijn moeder is de kok hier. Ik en mijn zusje gingen altijd met haar mee." zei ik snel. Ik zag hoe Roan's blik naar de voorkant van de kantine schoot, waar al het personeel en de leiding stond. "Cool. Dan moet ik maar gauw vrienden met jou worden, dan krijg ik vast het beste eten." zei hij met een grijns. Ik lachte. "Tsja. Je zou het kunnen proberen." Ik mocht Roan wel. Hij was erg spontaan. Opeens klonk er het geluid van een door een microfoon versterkte stem dat een kuchje uitstootte. Alle ogen in de kantine waren gericht op Annabeth Pearl, de leider van het kamp. "Hallo allemaal. Ik zeg welkom tegen de mensen die hier nog nooit eerder zijn geweest, en welkom terug tegen de gezichten die ik al vaker hier heb mogen zien. Zoals jullie waarschijnlijk allemaal wel weten, zijn jullie hier op Camp Redmont. Het kamp voor kinderen van tien tot twintig jaar." ze vervolgde haar toespraak zoals ze elk jaar deed. Ik had het al zo vaak gehoord, dat ik het niet echt meer nodig vond om te luisteren. "Ook zijn mobieltjes verboden en- Ja?" Annabeth stopte met haar toespraak. Er had een meisje een kreet geslaakt bij het woord 'verboden' in de zin. Iedereen keek naar de richting van het geluid. Ik zag het blonde meisje dat ik vandaag ook al naar haar hut had gestuurd. "Zei u nou dat we onze mobieltjes in moesten leveren? Daar heb ik nog nooit iets van gehoord!" zei ze met een geschokte stem. Op dat moment ging de deur aan de andere kant van de kantine open en kwam er een jongen binnen. De jongen die ook bij ons in de hut zou komen, Lucas. Ik maakte van de opschudding die was ontstaan door het geklaag over het mobieltje gebruik om naar hem te zwaaien en na een tijdje kwam hij naar onze tafel toe gelopen. "Luister. Alle mobieltjes worden ingenomen omdat wij vinden dat het goed is voor de jeugd om een keer los van de buiten wereld te staan. Bij noodgevallen mag er gebeld worden met de kamp-telefoon, die in de receptie staat." Het blonde meisje leek niet erg blij te zijn met dit nieuws. Annabeth vervolgde na een tijdje haar toespraak weer. Dit beloofde een interessante zomer te worden..

dinsdag 20 september 2011

Lucas

Ietwat zenuwachtig keek ik om me heen en probeerde me te herinneren in waar ik vandaan gekomen was voor ik naar de hut toeging. Als ik om me heen keek zag ik alleen maar bomen en struiken, en vochtige bruine blaadjes op de grond. Het zag er allemaal hetzelfde uit, hoe kon je daar nou de weg door vinden? Misschien had ik beter meteen de roodharige jongen kunnen volgen met wie ik blijkbaar een hut deelde, maar dan had ik een gesprek met hem aan moeten knopen, en dat vond ik wat... lastig. Ik krabte me op mijn hoofd en vroeg me af of ik überhaupt nog op het kampterrein was. Zo groot kon het toch bijna niet zijn? Ik beval mezelf kalm te blijven en besloot maar te blijven lopen in de tegengestelde richting van waar ik vandaan kwam. Uiteindelijk zou ik er vanzelf wel moeten komen toch? Een paar minuten lang kwam ik niks anders tegen dan grote groene woudreuzen met enorme kronen en dikke wortels die ongetwijfelt diep in de aarde zaten. Net toen ik echt wanhopig begon te worden zag ik in de verte een gebouwtje opdoemen. Ik versnelde mijn pas en zag dat het een kamphutje was, vrijwel identiek aan degene waarin ik overnachtte. Aarzelend liep ik de veranda op en las het naambordje. "Libelle." stond erop, en ik besefte dat het één van de meisjeshutten moest zijn, aangezien die hun namen allemaal dankten aan een insect, in tegenstelling tot de jongenshutten, die stuk voor stuk naar een roofvogel vernoemd waren.
Ik stond besluiteloos in de veranda. De deur stond nog open. Op één van de bedden stond een nepleren tas van een duur merk. Op een ander bed lag een vormeloze linnen reistas volgepropt met waarschijnlijk voornamelijk kleding. Aarzelend zette ik een stap in de richting van de openstaande deur. In de hut hing de penetrante geur van meisjesdeo. Ik zou kunnen wachten tot de bewoners van dit hutje terugkwamen, bedacht ik. Dan zou ik aan hun misschien de weg kunnen vragen. Maar dat zou waarschijnlijk erg ongemakkelijk worden en bovendien zou ik de bijeenkomst dan missen. Ik zuchtte diep en tuurde ingespannen tussen de sluiers van bladeren door. Verborgen tussen de vele groene takken zag ik hier en daar de silhouetten van meer hutten. Ik haalde diep adem en besloot maar gewoon door te lopen. Misschien kwam ik onderweg een andere laatkomer tegen die ik zou kunnen volgen naar de kantine, en als ik zorgde dat ik in ieder geval steeds nog minstens één huisje kon zien, dan hoefde ik ten minste niet bang te zijn dat ik helemaal zou verdwalen. Na even twijfelen besloot ik dat dat de meest verstandige optie was, en dus hervatte ik half struikelend mijn lange toch over het modderige bospad.

Brooke

Ik keek fel op en keek naar het meisje dat ik nog steeds erg vreemd vond. Waarom noemde ze me blonde prinses? Ik had net ookal zoiets gehoord, maar ik had er geen aandacht aan geschonken. Ik was net van plan om mijn mond open te trekken om een stekelige reactie eruit te laten floepen, toen het meisje alweer weg liep. Ik zuchtte even diep en stond op, met mijn blackberry in mijn hand. De twee meisjes waarmee ik mijn hut deelden liepen samen een eindje voor me. Ik keek naar de grond en schopte zo nu en dan een steentje voor me uit. Ik keek nu al op tegen de acht weken die ik hier zou zijn. Acht weken! Dat was een eeuwigheid! Ik beet op mijn lip en kneep mijn ogen even dicht. De vervelende traan schoot weer terug mijn oog in. Wat had ik verkeerd gedaan? Waarom moest ik hier eigenlijk heen? Mijn handen schoten onwillekeurig naar het medaillon dat om mijn hals hing. Er stond een nauwkeurig gegraveerde B op, met bloemen en krulletjes. Ik klapte het medaillon open en op dat moment klapte er iets hards tegen mijn rug aan. Ik verloor mijn evenwicht en viel hard op mijn knieën, op het grindpad. 'Au.' siste ik tussen mijn tanden door en de tranen sprongen opnieuw in mijn ogen, nu alleen van de onverwachte pijn die door mijn knieën golfden. 'Oh, het spijt me ontzettend. Gaat het wel?' zei een bezorgde, zachte jongensstem en ik keek omhoog in een gezicht vol met sproeten. 'Hm.. Ja hoor.' zei ik maar. Ik had geen zin om tegen een random stranger zielig te gaan doen om een beetje pijn in mijn knieën. Ik veegde de tranen snel van mijn wangen en krabbelde overeind. Mijn keurige witte legging was gescheurd en er kwamen bloed vlekken doorheen. Ook zat er modder op. Ik beet op mijn lip. Ik keek nog even naar de grond en schrok toen pas echt. Daar lag het medaillon. Op de grond. De sluiting was losgebroken en het was kapot. Ik had er waarschijnlijk aan getrokken toen ik op de grond viel. En nu was het kapot. Het lag open op de grond. Mason's stralende witte lach keek me vrolijk aan. Nu schoten er alweer tranen in mijn ogen. Ik griste het medaillon snel van de gronden begon stug door te lopen. Ik wilde dat ik gewoon naar huis kon lopen. Voor ik het wist stond ik eigenlijk voor de kantine en glipte ik naar buiten. Ik ging aan het uiteinde van een tafel zitten, in mijn eentje en staarde naar het medaillon in mijn hand. Ik slikte even. Hoe kon dit nou een leuke zomer worden?

zondag 11 september 2011

Eve

Met een doffe klap liet ik mijn enorme tas op de ruwhoten vloer van het hutje vallen. Het blonde meisje dat op één van de houten stapelbedden met een Blackberry zat te spelen liet het toestel geschrokken uit haar handen vallen. Meteen wierp ze me een nijdige blik toe terwijl ze het glimmende zwarte dingetje van haar matras viste. Ik haalde mijn schouders op en liet me op één van de bedden zakken. Het hout kraakte zachtjes onder mijn lichaam. "Is dit bed nog vrij?" vroeg ik aan de slechtgehumeurde blondine op het andere bed. Ze haalde onverschillig haar schouders op en maakte een vaag gebaar naar buiten. "Moet je aan Mrs. Weirdo daar vragen." antwoorde ze ongeïnteresseerd. Ik draaide me om en liep weer naar buiten. Op de veranda van het huisje zat een roodblond meisje in kleermakerszit op de grond. Haar handen rusten op haar knieën en haar ogen waren gesloten. Ik was haar op weg naar binnen al gepasseerd, maar had haar niet durven aanspreken, ze leek wel te mediteren ofzo. "Uhm... Hallo." zei ik aarzelend. Het meisje deed haar ogen open en schonk me een dromerig glimlachje. "Hallo." zei ze met een hoog, zweverig stemmetje. "Ehm... Mag ik vragen wat je aan het doen bent?" vroeg ik nieuwsgierig. Het meisje haalde haar schouders op. "Ik luisterde naar de wind, en de bomen, en de vlinders." sprak ze traag. Ik trok een wenkbrauw op. "De vlinders?" De glimlach op het sproeterige gezicht werd breder en langzaam kwam ze overeind. "Wat wou je me vragen?" vroeg ze op een iets nuchtere toon. Ik haalde een hand door mijn korte zwarte haren. "In welk bed slaap jij?" vroeg ik toen maar. "Boven die van de Blonde Prinses." antwoordde het meisje. Ik wierp verward een blik naar de deuropening van het hutje. "Prinses? Is ze van adel?" Het meisje haalde haar schouders op. "Ik denk het niet... Maar ze ziet eruit als een prinses, vind je niet?" Ik nam het roodharige meisje onderzoekend op. Bij ieder ander zou ik denken dat zo'n uitspraak als belediging bedoeld was, dat ze wilde zeggen dat het blondje nogal verwaand was, wat niet heel ver van de waarheid leek te liggen. Maar op de één of andere manier had ik niet het idee alsof het dromerige meisje haar uitspraak zo bedoelde. Het leek erop dat ze bloedserieus was en geen enkele intentie had iemand belachelijk te maken. "Ik ben Florence." onderbrak het meisje toen mijn gedachten. "De Blonde Prinses heeft zich nog niet voorgesteld. Volgens mij vind ze me een beetje raar. Vind jij me raar?" De plotselinge vraag overviel me. Vond ik haar raar? Behoorlijk, ja. Maar ze was in ieder geval een stuk vriendelijker dan de verwaande blondine, en ik had geen zin om haar nu al tegen me in het harnas te jagen. Aan de andere kant leek het Florence helemaal niet dwars te zitten dat de 'Blonde Prinses' haar raar vond. Op dat moment begon Florence te giechelen. Het was een heldere, opgewekte giechel. "Maakt niet uit hoor." zei ze zonder op een antwoord te wachten. "Heb jij ook een naam?" "Eve." zei ik met een knikje. Florence hield haar hoofd een beetje schuin. "Eve..." herhaalde ze, alsof ze die naam even goed tot zich door wilde laten dringen. "De eerste vrouw." besloot ze toen. Even wist ik niet waar ze het over had, maar toen besefte ik dat ze naar de schepping refereerde. Toen moest ze lachen. "En je kwam hier als laatste!" Ik grinnikte wat mee. "Ja, mijn bus had vertraging." Florence ritste een klein leren tasje dat om haar middel hing open en haalde er een gouden zakhorloge uit. Na het terug in haar tasje te hebben gestopt leunde ze naar me toe en pakte mijn handen. "We moeten naar de kantine." zei ze bijna fluisterend. Ik viste mijn mobiel uit mijn zak en zag dat ze gelijk had. Het was bijna elf uur. Florence was inmiddels naar binnen gehuppeld en nu hoorde ik haar dromerige stem vanuit het hutje. "Blonde Prinses, ga je mee naar de kantine?"

Matthew

Nadat ik de jongen die Lucas heette en in mijn hut zou logeren de weg had gewezen, keek ik nog even om me heen. Ik zag geen jongeren meer die verdwaasd om zich heen staarden, en nam aan dat mijn eerste baan voor vandaag erop zat. Dat betekende dat ik nu naar de keukens zou moeten gaan. Ik ging even met mijn hand door mijn toch al warrige haar en liep toen het terrein over, op weg naar de keuken. De keuken zat in een grote loods, net achter de kantine, maar was toch wel een apart gebouw. Het was ontzettend groot, en dat was ook wel logisch. Er waren veel monden die gevoed moesten worden op het kamp. Toch waren er niet erg veel koks, en dit jaar waren ze ook nog eens erg onder bezet. Het kon dus nog wel eens leuk worden. Ik liep over de smalle, kronkelende paadjes die nergens naartoe leken te gaan en genoot van het geluid dat de vogels maakten. Ik stopte mijn handen in mijn broekzakken en liep op mijn gemakje naar de grote loods. Ik schopte zo nu een dan een steentje voor me uit. Ik had al erg veel zomers doorgebracht op dit kamp. Al vanaf mijn negende. En toch bleef het geweldig. Alle mensen die hier werkten waren geweldig. Het was net een grote familie en het voelde altijd fantastisch om hier weer te zijn. Ik verheugde me nu al op het zwemmen in het meertje en het lol trappen met mijn hut genoten. En natuurlijk de streken die iedereen altijd met elkaar uithaalde. Ik vond ze altijd geweldig, al deed ik er zelf niet vaak aan mee. De boswandelingen en de dropping waren ook altijd gezellig. Eigenlijk was er niets te bedenken wat niet leuk was. Ik was verzonken in oude herinneringen toen ik merkte dat ik al voor de deur van de loods stond. Ik hoorde allemaal geluiden van binnen komen. Het gerammel van potten en pannen en snelle voetstappen. En het oversture gegil van mijn moeder er ook nog eens tussendoor. Ik grijnsde even en trok toen de deur open. Het was onwijs druk en gestrest in de keuken. Er stonden in totaal vier koks, inclusief haarnetjes, de lunch voor te bereiden. Ze klapten broodjes met knakworstjes dicht, en met kaas voor de vegetariërs. Ook roerde er iemand in een pan waar je vijf kinderen in kwijt zou kunnen en waar een dieprode substantie in zat. Ook dreven er balletjes in. Waarschijnlijk was het tomatensoep. 'MATTHEW BENNETT.' werd er opeens door de keuken geschreeuwd. Ik draaide mijn hoofd in de richting van het lawaai en voor ik het wist viel er een iets over mijn hoofd heen. Ik haalde het er vanaf en zag dat het een wit met rood geruit schort was. 'Waar bleef je nou! Ik heb je hulp echt hard nodig!' zei mijn moeder overstuur. 'Lily. Niet zo gestrest. We redden het heus wel. En de jongen was vast ook druk bezig.' zei Gary, de kok die in de soep aan het roeren was. 'Oh sorry schat. Ik ben geloof ik een beetje overstuur.' zei mijn moeder en ze drukte me tegen haar met vlekken bedekte schort en gaf me een kus op mijn wang. Haar haren staken in piekerige plukken uit haar haarnetje. Toen ze me weer losliet, begon ze weer druk broodjes dicht te vouwen terwijl ze aardappelen aan het schillen was. 'Hé Matt.' zei een hoge stem en ik keek naar rechts. Anna zat op het aanrecht met een blik op haar gezicht alsof ze het allemaal ontzettend vermakelijk vond wat er gebeurd. Haar lange zwarte haren zaten in een staart en haar bruine ogen keken me bijdehand aan. 'Moet jij niet helpen?' vroeg ik met gefronste wenkbrauwen terwijl ik afwezig broodjes begon dicht te klappen. 'Oh nee. Ik ben zo weer weg. Ik heb afgesproken met Jenny en Stacey.' ze keek op haar horloge. 'Oké. Nu dus. Ik ben weg. Doei mam!' Anna was de deur al uit voordat de woorden tot mijn moeder doorgedrongen leken te zijn. 'Doei Ann!' zei ze, maar ze was al te laat. 'Mam, ik heb niet zoveel tijd. Ik moet straks nog naar mijn hut om mijn bagage te regelen enzo.' zei ik met mijn blik op de broodjes. 'Ja, tuurlijk lieverd. Is goed. Ik red me wel.' antwoordde mijn moeder terwijl haar ogen hectisch heen en weer schoten. Mijn moeder was altijd zo de eerste drie dagen van kamp. Na een tijdje was ze overal weer aan gewend, en was het een eitje om voor iedereen te koken. Maar ik besloot dat ik toch nog maar een paar broodjes dicht zou vouwen om haar te helpen.

Lucas

Ruige heavy metal-muziek schalde door de boxen achterin de auto. Ik voelde de bank waarop ik zat trillen van de harde bassen. Het maakte me een beetje misselijk. "Doe dat ouwewijven-werkje nou eens weg jongen!" riep mijn vader boven de oorverdovende muziek uit. "We zijn er bijna, je wilt toch niet als een mietje overkomen?" Ik haalde mijn schouders op en stopte mijn breinaalden in mijn tas om een discussie te voorkomen. Afwezig staarde ik uit het raam. De hoge gitaarsolo begon nu toch echt pijn te doen aan mijn oren. "Pa...?" begon ik voorzichtig. Mijn vader keek me nors aan. "Ehm... Mag je muziek misschien een beetje zachter?" Even keek de man die me verwekt had me nijdig aan met zijn kille grijze ogen, voordat hij zijn hand met duidelijke tegenzin naar de volumeknop bracht en het ietsjes zachter zette. Het maakte niet veel verschil. "Wat ben je toch een watje, Luke." zei mijn vader, terwijl hij me quasi-speels op mijn schouder sloeg. Ik zuchtte vermoeid. Een paar jaar geleden was mijn vader begonnen me Luke te noemen, in plaats van Lucas. Hij vond het mannelijker klinken. Ikzelf vond het maar niets. Ik hield van de naam Lucas, mijn moeder had hem bedacht, en het paste naar mijn mening perfect bij me. Eindelijk reden we de zanderige parkeerplaats van het kamp. het terrein stond vol bomen, en de grond was nog wat modderig, van de regenbui die we vanuit de auto hadden gezien. Ik stapte de auto uit en liep naar de kofferbak. Puffend en hijgend trok ik mijn tas eruit. Hoe kwam dat ding in 's hemelsnaam zo zwaar? Mijn vader was inmiddels ook uit de auto gestapt, en gooide de kofferbak met een harde klap weer dicht zodra ik mijn tas gepakt had. Wat onzeker keek ik om me heen. Ik had eigenlijk geen idee waar ik heen moest. Overal waar ik keek krioelde het van de rennende kinderen, kraaiend van plezier, en hier en daar liepen ook wat mensen van mijn leeftijd. Mijn vader kwam achter me staan en wees naar een groepje meisjes dat verderop stond te praten. "Kijk dan toch Luke." bromde hij in mijn oor. "Als je met zoiets thuiskomt, kun je je ouweheer nog eens trots maken." Ik keek vluchtig naar de meisjes. Ze waren stuk voor stuk slank en knap. De voorste had haar weelderige boezem in een rood geruiten bloesje gehuld, waarvan de onderkant net onder haar borsten bij elkaar was geknoopt, zodat het een strakke, zongebruinde buik met een navelpiercing onthulde. Het meisje naast haar droeg slechts een bikinitopje en een driekwarts-kakibroek. Haar geblondeerde haren zaten bij elkaar gebonden in een hoge paardenstaart. Ik wendde met lichte afkeer mijn blik af. "We zullen zien, pa." mompelde ik ongeïnteresseerd. Op dat moment kwam er een redelijk gespierde blonde jongen op ons aflopen. Hij glimlachte hartelijk en had een groot kladblok in zijn handen. "Welkom! En hoe heet jij?" vroeg hij vrolijk. Mijn vader deed achterdochtig een stap opzij. "Luke!" zei mijn vader snel. "Lucas." corrigeerde ik. De jongen trok een wenkbrauw op. "Lucas Kensington." verduidelijkte ik. De jongen knikte en keek naar zijn kladblok. "Oh, dan zit je bij mij!" riep hij opgewekt. "Hut 12, de Adelaar." Ik glimlachte vriendelijk. "Leuk!" zei ik, opgelucht dat ik ten minste bij één vriendelijk persoon in een hut zat. "Mijn naam is Matthew. Zeg maar Matt." zei de jongen. Ik knikte en wilde net vragen of Matt me kon vertellen hoe ik bij mijn hut kwam toen mijn vader me een harde ruk aan het hengsel van mijn weekendtas gaf. Hij trok me mee terug naar de auto. Matthew keek ons verbluft na. "Luke, moet je nou echt gelijk al met een jongen gaan staan flirten?" vroeg hij geïrriteerd. Ik keek mijn vader verbaasd aan. "Ehm... Nee?" zei ik alleen maar. Ik had geen zin om de discussie aan te gaan. Dat had ik eigenlijk nooit. Mijn vader zuchtte alsof hij me iets al zeshonderd keer had uitgelegd en ik het nog niet snapte. "Luister Luke, je moeder en ik hebben je hierheen gestuurd om over die gekke 'fase' van je heen te komen. Niet om het erger te maken. Blijf dus bij die tandpastareclame uit de buurt en ga op de meisjes af." "Tandpastareclame?" Ik keek achterom, naar Matthew, die ongemakkelijk glimlachte toen hij mijn blik ving. Hij had inderdaad erg mooie tanden. "Ik moet je iets geven." zei mijn vader toen, en hij begon zenuwachtig in zijn broekzak te graaien. "Ik wilde het je een tijdje geleden al geven, maar toen was je misschien nog iets te jong. Nu ben je oud genoeg, en nu je zo acht weken zonder ouders zal zijn... Zal je het nodig hebben ook." Ik was een beetje verbaasd. Mijn vader was nooit zo van de cadeautjes. Helemaal niet van cadeautjes waarvoor een bepaalde leeftijd vereist was. Wat zou het zijn? Geld? Een kettinkje? Een autosleutel? Ik voelde een lichte teleurstelling toen mijn vader een klein, vierkant pakje uit zijn broekzak viste, om zich heen keen of niemand het zag, en het in mijn handen drukte. "Met nopjes, voor ultiem genot." stond er op het pakje. Condooms. Even overwoog ik hem te vertellen dat homoseksuelen doorgaans ook condooms gebruikten, maar besloot dat het beter was om geen ruzie te maken met mijn vader, vlak voordat ik hem acht weken niet meer zou zien. "Ehm... bedankt pa." zei ik gegeneerd, terwijl ik het pakje snel in mijn broekzak stopte. Mijn vader knikte, en leek even te aarzelen. Toen sloeg hij zijn armen om me heen en sloeg me zo hard mogelijk op mijn rug. Om te voorkomen dat de omhelzing te liefkozend overkwam, vermoedde ik. "Nou, veel plezier hè, Luke!" riep hij nog, voordat hij weer in de auto stapte, en als een maniak het zandpad afcrosste. Ik schudde mijn hoofd even en strompelde terug naar waar Matthew stond om hem te vragen waar ik heen moest.

Roan

'We moeten hier links.' 'Nee, helemaal niet! Op de kaart staat duidelijk rechts!' 'Geef hier dan, dat ding.' 'Ik kan heus zelf wel kaart lezen Gwen!' De discussie die mijn twee oudere zussen voerden voorin de auto was bijna vermakelijk. Ze leken sprekend op elkaar. Allebei het lange blonde haar dat ze beide in een staart hadden gebonden. 'Geef dat ding eens hier.' zei ik en ik leunde behendig naar voren en griste de kaart uit Meg's handen. 'Roan!' schalden twee geïrriteerde stemmen door de kleine Ford Ka die van Meg en Gwen samen was. Ze hadden aangeboden om me te brengen naar het kamp waar ik acht weken zou zijn deze zomer omdat ze zelf wilden gaan winkelen in de stad die hier ongeveer twintig kilometer vandaan was. 'We moeten hier rechtdoor en dan de tweede afslag links. Daarna moet je een bospaadje op die je helemaal uit rijd en dan zijn we er.' zei ik kalm en ik gaf de kaart terug. 'Bijdehante sproetenkop.' mompelde Gwen geïrriteerd toen ze de auto weer startte die aan de kant van de weg had gestaan. 'Graag gedaan.' zei ik met een onuitwisbare grijns. Ik staarde naar buiten en probeerde de geluiden van een of andere boyband die uit de radio afkomstig waren zoveel mogelijk uit mijn gedachten te wissen. Zussen. Het duurde niet lang meer voor alles wat ik om me heen kon zien uit bomen bestond. Alles was groen. De auto begon te hobbelen, wat duidelijk betekende dat we nu op het bospad reden. Ik hoestte een keer en meteen keken twee paar ogen me bezorgd aan. 'Relax. Het was een hoestje. Het is niet alsof ik terminaal ben ofzoiets.' zei ik kalmerend en een klein beetje geïrriteerd. Ze deden altijd alsof ik een doodzieke patiënt was. Gwen richtte haar ogen snel weer op het pad voor zich, maar Meg bleef me aankijken. 'Weet je zeker dat je weer beter bent?' zei ze met een bezorgde blik in haar bruine ogen. 'Oh ja hoor. Echt waar. Ik voel me prima.' zei ik met een geruststellende glimlach. En het was waar. Ik voelde me voor de eerste keer in een lange tijd weer prima. Ik ging eindelijk weer een beetje lol maken, en ik kon niet wachten. En ik was totaal genezen van mijn longontsteking. Ik had er helemaal geen last meer van. Na een tijdje stopte de auto in het midden van een openplek in het bos. 'Zo. Dit is het.' zei Gwen en mijn zussen stapten tegelijk uit de auto. Ik deed enthousiast de deur open en snoof de geur van de frisse buitenlucht op. 'Het is geweldig!' zei ik vrolijk. Meg pakte mijn gele reistas uit de kofferbak en gaf hem aan me. 'Hier. Alsjeblieft.' zei ze en voor ik het wist kreeg ik een knuffel van Gwen. 'Doe je wel voorzichtig? En als je ziek wordt moet je mama bellen.' zei ze in mijn hoor. 'Gwen. Maak je maar geen zorgen. Ik kan best wel een beetje op mezelf passen hoor. Het komt allemaal goed.' zei ik en ze liet me los. Ik kreeg nog een knuffel van Meg. 'Doe de groetjes aan mam, en aan pap natuurlijk.' zei ik toen ze de auto weer instapten. 'Doen we!' riepen mijn zusjes in koor en voor ik het door had was de auto alweer weggereden. Ik draaide me om en botste bijna tegen een grote blonde gestalte op. 'Ehm.. Hallo.' zei ik een beetje gedesoriënteerd. 'Hallo. Zou ik je naam mogen weten?' Nu pas zag ik dat de gestalte een groot kladblok in zijn handen had. 'Oh ja. Natuurlijk. Roan Collins.' zei ik. Ik zette mijn tas nog even op de grond. Hij was best zwaar. 'Roan Collins, je zit in hut 12. De Adelaar. Dezelfde hut als waarin ik zit.' zei de jongen met een glimlach. 'Oké. En hoe heet de jongen waarmee ik in een hut zit?' vroeg ik en ik grijnsde even. 'Matthew. Matthew Bennett. Zeg maar Matt, als je dat wilt.' 'Goed, Matt. Hoe kom ik bij de Adelaar?' zei ik opgwekt. Hij legde me uit hoe ik moest lopen en ik ging dan ook snel op pad. Ik was benieuwd naar de plek waar ik acht weken zou moeten slapen.

Florence

De auto van Caroll stopte midden in het bos. Mam wierp een blik op de kaart. "Hier moet het zijn." mompelde ze nogal overbodig. Ongeveer twintig meter van de grote roestige Land Rover vandaan stond een schattig houten hutje met het woord 'receptie' boven de deur. Caroll en ik wisselden een opgewonden blik, en tegelijk vlogen alledrie de deuren open. Mijn leren sandaaltjes zakten gelijk een stukje weg in de vochtige grond die bezaaid was met gevallen herfstblaadjes. Overal waar je kijken kon was bos, bos en nog eens bos. Er hing de heerlijke geur van natgeregende bosgrond en tussen het dikke bladerdek door vielen voorzichtig wat zonnestraaltjes op de drassige bodem. Verrukt keek ik om me heen en draaide een rondje, waarbij de rok van mijn lange, crèmekleurige jurk vrolijk om mijn benen zwierde. "Het is perfect!" riep ik uit, en ik rende naar mam om haar te omhelzen Ze drukte me glimlachend tegen zich aan. "Veel plezier hè, Flo." zei ze zachtjes. Ze klonk een beetje emotioneel. Ik was nog nooit zo lang van huis geweest, bedacht ik. Acht weken was ook niet niks. Nadat mam me uitgebreid had fijngeknepen was Caroll aan de beurt. "Ohh, ik ga je missen, kleintje!" zei ze terwijl ze me even optilde. "Ik jou ook hoor!" fluisterde ik. Ik had kunnen zweren dat ik Caroll een traantje weg zag vegen toen ze me losliet, maar misschien had ik me het ook wel verbeeld. Ik glimlachte vaagjes en hees mijn grote, leren tas op mijn schouders. "Het is maar voor acht weken!" Mam en Caroll knikten bijna tegelijk. "Tot over acht weken dan." zei mam. Ik knikte even. "Nou... dan ga ik maar..." zei ik wat ongemakkelijk. "Dag-dag." zei Caroll, terwijl ze de deur van de auto alweer open deed. Ik viste mijn zonnebril met ronde roze glazen uit het voorvakje van mijn tas en zette hem op mijn neus. Daarna draaide ik me om en begon richting het hutje van de receptie te lopen. De deur zat op slot, dus drukte ik mijn neus tegen het raam om naar binnen te kunnen kijken. Het zag er verlaten uit. Op dat moment voelde ik een tikje op mijn schouder en draaide me rustig om. Voor me stond een lange, blonde, zongebruinde jongeman. Hij leek op een model uit een catalogus voor surfplanken. "Hallo Surfplankman." zei ik met mijn gebruikelijke, wazige glimlach. De jongen keek even verward. "Surfplankman?" Ik knikte uitdrukkingloos. Surfplankman schudde even zijn hoofd en keek toen op het kladblok dat hij in zijn handen had. "Ehm, dit is het oude receptiegebouw, daar zit de receptie al jaren niet meer." mompelde hij zonder me aan te kijken. "Zonde..." prevelde ik melancholisch. "Het is zo'n mooi klein huisje." Surfplankman haalde zijn schouders op. Hij leek een beetje gedesoriënteerd. "Mag ik vragen wat je naam is?" vroeg de jongen beleefd. Ik knikte opnieuw. "Dat mag wel." zei ik. De jongen keek me even zwijgend aan. Toen fronsde hij even en vroeg "Ehm... Wat is je naam dan?" "Florence Leeth." zei ik zangerig. Surfplankman keek weer naar zijn kladblok. "Ah... Oké. Dan zit je in hut 11. De Libelle." Ik glimlachte tevreden. "Ik hou van libellen." verklaarde ik. "Ze zijn simpel, maar toch elegant, en bijzonder getalenteerd in het vliegen, omdat hun vleugels niet aan elkaar vastzitten. Ze kunnen stilhangen in de lucht en zelfs achteruitvliegen. Er zijn bijna zesduizend soorten, maar mijn favoriet is toch wel de bosbeekjuffer. Wat is jouw favoriete libel? Want dat is eigenlijk het correcte enkelvoud. Al moet ik toegeven dat 'libelle' mooier klinkt hoor." Surfplankman keek me even verbluft aan en schoot toen in de lach. "Ik zou het niet weten, ik heb niet zoveel verstand van libellen." Ik haalde mijn schouders op en zette een paar stappen van het huisje af. "Waar vind ik de Libelle, Surfplankman?" De blonde jongen wees grinnikend in de richting waar ik vandaan was gekomen en vertelde me hoe ik moest lopen. "En ik heet trouwens Matthew." besloot hij zijn verhaal. Ik knikte langzaam. "Matthew..." herhaalde ik. "Mooie naam, Surfplankman."

Brooke

Ik keek naar het bord aan de kant van de weg wat duidelijk aan vervanging toe was. De letters waren al wat aan het afbladderen. Camp Redmont, stond er in vale rode letters op een bord dat ooit wit was geweest, maar nu meer gebroken beige was. Ik zuchtte even. 'Kunnen we niet gewoon terug gaan?' probeerde ik nog eens, maar ik wist het antwoord al toen ik de vraag had gesteld. 'Ach, Brooke. Het wordt hartstikke leuk. Ik weet het zeker.' zei mijn moeder met ontzettend irritante vrolijke grijns op haar gezicht. Ze had zich omgedraaid in haar stoel en keek me enthousiast aan. 'Kijk dan naar al die bomen! En dat meertje waar we net langs reden. Het is toch helemaal geweldig!' zei ze vrolijk. 'Hmmhm.' mompelde ik maar. Ik voelde hoe er iets trilde in de zak van mijn rokje en haalde mijn Blackberry tevoorschijn. Hé, schat. Alles oké daar? Ik mis je nu al. -Mason. Ik was blij met deze kans op een beetje afleiding en begon haastig een smsje terug te typen. Ik zag vanuit mijn ooghoeken dat mijn moeder even met haar ogen rolde toen ze zag wat ik aan het doen was, maar ik trok me er niks van aan. Toen ik het berichtje had verzonden kwam de auto met een schok tot stilstand. 'Zo. We zijn er.' zei mijn vader nogal overbodig. Hij deed de deur open en stapte uit, net als mijn moeder. Ik maakte rustig mijn gordel los en streek wat haar uit mijn gezicht. Ik deed zo langzaam mogelijk de deur open en stapte voorzichtig uit de auto. De hakken van mijn Gucci pumps zakten twee centimeter weg in de onvaste grond onder me. Ik slikte even en keek om me heen. Overal liepen kleine kinderen die schreeuwden om aandacht en die achter elkaar aan renden. Er waren ook mensen van mijn leeftijd die bij elkaar stonden en vrolijk met elkaar praatten. Iedereen leek het ontzettend leuk te vinden om hier te zijn. De zon scheen recht in mijn gezicht, maar ik wist dat het net geregend had. Daarom was de grond waarschijnlijk ook zo modderig. Ik zocht in mijn tasje en uiteindelijk had ik mijn kleine tube ontsmettingsmiddel gevonden. 'Brooke.' zei mijn moeder streng en ze pakte het flesje uit mijn hand. 'Ik dacht dat we een afspraak hadden gemaakt.' Ik keek haar even nors aan en slikte toen. Geen ontsmettingsmiddel. Geen overdreven gedrag. Want nee, modder was niet vies. Het was natuur. Het was natuur en ik moest leren dat natuur niet vies was, maar dat het bij de wereld hoorde. Als ze toch eens wisten hoeveel bacteriën er hier door die modder kropen. En beestjes. En bacteriën op die beestjes. Ik rilde eventjes en zette de gedachte zo goed mogelijk uit mijn hoofd. Mijn vader had ondertussen mijn koffers al uit de auto geladen. Er kwam een jongen op ons afgelopen. Hij was lang, breed en blond. Ik trok mijn wenkbrauw goedkeurend op. Hij zag er erg goed uit. 'U bent de familie..' hij bladerde door zijn notitie blok. 'Williams?' zei hij op een vragende toon. Mijn vader knikte en glimlachte zijn verschrikkelijke, vrolijke glimlach. 'Dan ben jij Brooke.' zei hij en hij richtte zich tot mij. 'Ja. Helemaal.' zei ik met een glimlachje. Hij stak zijn hand naar me uit en keek me vriendelijk aan. Ik keek naar de hand. Er zaten rauwrandjes onder zijn nagels en eigenlijk waren zijn handen over het algemeen nogal viezig. Ik keek even snel naar mijn moeder en pakte toen snel de hand aan. 'Ik ben Matthew Bennett.' hij liet mijn hand weer los en ik veegde de mijne onopvallend af aan mijn rokje, bij gebrek aan beter. 'Ik kampeer hier zelf ook, maar vandaag help ik nog mee met de voorbereidingen. Brooke Williams.. Je zit in hut 11. De Libelle. Het is rechtdoor over het pad, en dan de derde aftakking rechts. Om elf uur verwachten we je in de kantine, zodat we je alle regels nog eens kunnen vertellen. Nu heb je eerst tijd om je spullen naar je hut te brengen.' besloot hij zijn praatje en hij glimlachte even. Ik wist niet echt wat ik moest zeggen en ik mompelde dan ook maar een bedankje. 'Dan zie ik je om elf uur.' Hij stak zijn hand nog even op als een groet toen hij wegliep naar het volgende groepje. 'Oké. Nou. Op naar de Libelle!' zei mijn vader enthousiast, en hij pakte twee van mijn koffers vast. Op naar de Libelle.. Wat een feest.

Introductie: Eve West, Lucas Kensington en Florence Leeth

Naam: Eve West
Leeftijd: 18
Uiterlijk: Eve heeft kort, warrig pikzwart haar en een smal, bleek gezicht vol sproeten. Ze heeft twee gaatjes in allebei haar oorlellen en nog een derde gaatje in haar linker-oorschelp. Ze heeft ook een piercing in het midden van haar onderlip, maar die draagt ze niet altijd. Ze heeft lichtblauwe ogen met dikke zwarte wimpers en een beetje een wipneusje. Ze is redelijk lang voor een meisje, en is aan de magere kant. Ze draagt veel zwart en grijs, vaak simpele outfits die bestaan uit donkere jeans met een effen shirtje. Wel draagt ze veel sieraden; lange zilveren halskettingen, oud-zilveren armbanden en aan iedere hand minstens twee ringen.
Familie: Eve woont in flatje in Glasgow met haar vader Gary en haar broertje Gilan (12) op wie ze erg gesteld is. Haar moeder overleed aan kanker toen Eve 10 jaar oud was.
Verleden: Toen Eve in de puberteit kwam begreep haar rouwende vader niets van haar rebelse gedrag, en ook aan haar jongere broertje had ze weinig steun. Ze miste een moeder en zakte weg in een lichte depressie. Ze ging roken, knipte eigenhandig haar tot dan toe lange, kastanjebruine haren af, verfte ze zwart, en liet haar piercings zetten. Inmiddels gaat het beter met haar, en heeft ze weer normaal contact met haar vader. Om te vieren dat ze met hakken over de sloot is geslaagd voor haar VWO-examen heeft haar vader voor haar geregeld dat ze naar Camp Redmont mag, waar ze al op haar 9e heen zou gaan, maar toen ging het niet door omdat haar moeder ziek werd. Inmiddels is ze niet meer heel geinteresseerd in het kamp, maar omdat ze het zo'n lief gebaar vond wilde ze het niet afslaan.
Meer: Eve is een brutaal meisje dat niet op haar mondje is gevallen. Ze is aardig tegen de mensen waar ze het goed mee kan vinden, en staat voor haar vrienden altijd klaar, maar je kan beter geen ruzie met haar krijgen, want hoewel ze verbaal erg sterk is, is ze ook niet bang om op de vuist te gaan met mensen die ze niet mag. Ze is niet heel snel beledigd, kan aardig goed tegen kritiek en is dol op een geintje. Ze trekt zich weinig aan van wat mensen van haar vinden.

Naam: Lucas Kensington
Leeftijd: 19
Uiterlijk: Lucas heeft bruin, licht krullend haar, dat een beetje aan de lange kant is. Hij draagt een bril met een zwart montuur en rechthoekige glazen die zijn helderbruine ogen iets uitvergroot. Hij is nogal lang en slungelig en heeft behoorlijk grote voeten. Hij besteed niet veel aandacht aan zijn uiterlijk. Meestal draagt hij gewoon gemakkelijke jeans met daaronder comfortabele sneakers en erboven shirts en bloesjes.
Familie: Lucas' vader Pete is de eigenaar van een grote garage en heeft altijd geprobeerd om Lucas bij zijn werk te betrekken, maar Lucas was nooit in auto's geinteresseerd. Hij las liever boeken, of pingelde aan zijn gitaar. Hij kan veel beter met zijn moeder Lauren overweg, die vanwege haar zwakke gewrichten niet kan werken en altijd thuiszit. Als kind bracht Lucas veel tijd door met haar en zijn jongere tweelingzusjes Candace en Karen (13).
Verleden: Lucas was een rustig kind. Hij speelde nooit met andere jongens uit de straat, en ging liever stoepkrijten met zijn buurmeisje Lindsay. Toen hij het borduren dat zijn moeder hem leerde verkoos boven het sleutelen aan auto's dat zijn vader hem liet doen, kwam de gedachte dat zijn zoon homo moest zijn voor het eerst naar boven bij Pete. Toen hij zijn zoon met deze mogelijkheid confronteerde, haalde de toen 11-jarige Lucas slechts zijn schouders op. Toen sloeg de paniek pas echt toe, en sindsdien probeert de homofobe Pete alles om zijn zoon te beschermen voor deze 'walgelijke ziekte', iets dat dikwijls heeft geleid tot ruzies tussen Pete en Lauren. Lucas zelf heeft nooit deelgenomen aan de discussies. Hij nam niet de moeite om zijn vader's claim te ontkennen. Het was waar dat hij nog nooit een vriendin had gehad. En hoewel hij jarenlang hevig verlangd had naar de zachte handen en het met sproeten bezaaide gezicht van Lindsay, stond hij open voor de mogelijkheid dat hij ooit voor een jongen kon vallen. Zijn vader's tirades tegen zijn mogelijke 'geaardheid' deden hem niet zoveel, vooral omdat zijn moeder hem op het hart gedrukt dat àls het waar was, het voor haar niks zou veranderen, en Lucas altijd haar grote sterke jongen zou zijn. Ookal had ze natuurlijk al lang gezien hoe hij naar Lindsay keek. Tegenwoordig zijn Lucas en Linday nog steeds goede vrienden, maar heeft Lindsay al een paar jaar een vriend, dus Lucas heeft de hoop opgegeven en begint langzaam maar zeker over zijn kalverliefde heen te komen. Pete heeft Lucas in de eerste instantie naar Camp Redmont gestuurd in de hoop dat hij met al het bergbeklimmen, kitesurfen mountainbiken en abseilen dat er in de flyer stond de macho in zichzelf zou hervinden. Lauren vond het kamp wel een goed idee zodat Lucas de acht weken van de zomer even niet met Lindsay geconfronteerd hoefde te worden, of met zijn toerende vader. Na de uitleg van zijn moeder had Lucas zonder bezwaren met het plan ingestemd.
Meer: Lucas is een sullig, klunzig figuur. Hij is erg onhandig en laat vaak dingen vallen of botst tegen dingen aan. Hij is alles behalve atletisch en heeft naast een slechte conditie en inspanningsastma ook nog eens een lage pijngrens. Hij is vrij verlegen en maakt niet makkelijk contact met anderen, maar hij is wel erg vriendelijk en doet geen vlieg kwaad. Hij is gek op boeken, en heeft er door zijn moeder ook een voorliefde voor breien, haken en borduren op nagehouden.

Naam: Florence Leeth
Leeftijd: 17
Uiterlijk: Florence heeft lange, golvende, roodblonde haren tot halverwege haar bovenarmen. Ze heeft een hartvormig gezicht met een spitse kin en haar huid is bezaaid met lichte sproeten. Ze heeft een pony tot net boven haar heldere lichtgroene ogen, en ze heeft een gemiddelde lengte en een slank figuur. Haar kledingstijl is volledig geinspireerd door de hippies uit de jaren 60/70 met lange, zwierige rokken en jurken, wijde shirts met vage bloemenprintjes en simpele leren sandaaltjes. Vrijwel altijd draagt ze om haal hals een groot bronzen peace-teken aan een donkerbruin leren koordje. Ook heeft ze vaak een leren gevlochten bandje om haar hoofd.
Familie: Florence's moeder Elaine is een wilskrachtige vrouw die een beetje is blijven hangen in de tweede feministische golf. Ze heeft een afkeer van mannen, en heeft, afgezien van een paar vriendjes in de puberteit dan ook nooit een serieuze relatie met een man gehad. Ze is niet lesbisch, meer aseksueel. Toch begon op een gegeven moment haar biologische klok te tikken en besloot ze in haar eendje een kind te nemen. Florence is dus een KI-kind en heeft geen idee wie haar vader is, en eigenlijk interesseert het haar ook niet zoveel. Haar moeder is om praktische redenen tijdens de zwangerschap samen gaan wonen met haar beste vriendin Caroll, en daar wonen ze nu nog steeds. Caroll en Elaine werkten op verschillende tijden zodat Florence nooit alleen hoefde te zijn. Caroll is als een tweede moeder voor Florence, en ze is met beide vrouwen bijzonder close.
Verleden: Als kind werd Florence gepest om haar ongebruikelijke gezinssituatie, maar daar trok ze zich niet veel van aan. Ze zag heus wel dat de ouders van veel van haar klasgenootjes vaak ruzie maakten, en dat het ene na het andere stel uit elkaar ging. Zelf hoefde ze zich daar nooit druk over te maken, en ze was hartstikke tevreden met haar liefhebbende 'ouders'. Haar respons was dan ook meestal dat de pestkoppen gewoon jaloers waren, omdat zij twee mama's had, en zij allemaal maar één. Florence had dus niet echt vrienden, en speelde dus altijd alleen. In de pauzes op school bouwde ze met takjes en blaadjes dorpen voor lieveheersbeestjes die ze in de struiken vond, en binnen tekende en schilderde ze veel. Toen ze het op de middelbare school met geschiedenis over jeugdculturen ten tijde van de Vietnamoorlog hadden, leek Florence zichzelf gevonden te hebben. Ze ontwikkelde een groeiende bewondering voor de hippies, en nam hun houding en kledingstijl over. Elaine en Caroll maakten vaak grapjes dat Florence in de verkeerde tijd geboren was, want met haar bijzondere kledingstijl werd Florence op de middelbare school opnieuw het mikpunt van beledigingen en pesterijen. Maar dat maakte haar niets uit, ze vond het heerlijk om zich zo te kleden en had het gevoel alsof ze eindelijk ergens bijhoorde, ookal was het een groep die al jaren uitgestorven leek te zijn. Na een tijdje begonnen Florence's klasgenootjes aan haar kledingstijl te wennen en hielden de pesterijen op. Het was immers voor hun ook niks aan als hun doelwit hun gewoon negeerde. Florence had nog steeds niet echt vrienden, maar ze was nooit eenzaam. Ze had haar moeders, en haar fantasievriendjes, die ze als kind had verzonnen, maar haar in haar tienerjaren nog altijd gezelschap hielden.
Meer: Florence is erg dromerig en heeft een levendige fantasie. Ze is rustig en is niet snel gestrest of geirriteerd. Het enige waar ze echt niet tegen kan is ruzie, vooral als het over iets onbenulligs gaat. Ze is erg creatief en tekent en schildert veel. Ook heeft ze zichzelf gitaar leren spelen, waar ze ook aardig goed in is. Ze is vooral naar het kamp gegaan om 'een te zijn met de natuur'.

zaterdag 10 september 2011

Introductie: Brooke Williams, Matthew Bennett, Roan Collins

Naam: Brooke Williams
Leeftijd: 17
Uiterlijk: Brooke heeft lang blond haar, wat een klein beetje krult. Haar ogen zijn een heldere kleur blauw en ze heeft een blanke huis. Ze heeft een gemiddelde lengte. Brooke draagt vaak designer kleding en aan haar schoenen zit meestal een hak. Haar kleren zien er altijd tip top uit en je kunt er nooit een vlekje op ontdekken. In haar haren heeft ze vaak een haarband, zodat het haar niet voor haar ogen valt. Ook maakt Brooke zich vaak nauwkeurig op.
Familie: Haar ouders zijn Ted en Mary Williams, twee succesvolle vastgoedmakelaars met hun eigen bedrijf. Er komt veel geld binnen en dat zie je ook terug in de manier waarop Brooke is opgevoed. Ze kon altijd alles krijgen wat ze wilde en meer. Brooke heeft geen broertjes en zusjes, en vind dit soms toch wel erg jammer.
Verleden: Brooke heeft een erg makkelijke jeugd gehad en kon altijd met alles bij haar ouders terecht, die ontzettend lief voor haar waren. Ze begon echter na verloop van tijd een lichte vorm van smetvrees te ontwikkelen, wat ervoor zorgde dat ze altijd een flesje ontsmettingsmiddel met zich mee ging dragen. Brooke is ook nogal materialistisch en haar ouders vinden dat ze minder waarde zou moeten hechten aan spullen. Daarom hebben ze Brooke ook wel verplicht baantjes laten doen, zodat ze zou weten hoe het is om je eigen geld te verdienen, maar Brooke was er altijd zo weer vanaf.
Meer: Brooke is vaak in combinatie met haar Blackberry te vinden. Haar favoriete paar schoenen zijn haar Gucci pumps. Brooke is door haar ouders naar het kamp gestuurd en is het er zelf ook helemaal niet mee eens. Ze wil zo snel mogelijk weer naar huis terug en is niet van plan om het leuk te hebben. Ook heeft Brooke thuis een vriendje, Mason, waarmee ze al twee jaar een relatie heeft.

Naam: Matthew Bennett
Leeftijd: 18
Uiterlijk: Matthew's haar is warrig en blond. Hij is lang en best wel een beetje breed. Zijn huid is een beetje gebruind en zijn ogen zijn bruin. Hij draagt veel T-shirts en spijkerbroeken met oude, afgedragen gympen daaronder.
Familie: Matthew's ouders zijn gescheiden toen vijf was en hij kan zich niet meer veel herinneren van zijn vader. Zijn vader is vertrokken naar Canada en is daar hertrouwd, maar Matthew heeft nooit meer contact met hem gehad. Hij heeft nog een jonger zusje, Anna, van 14. Zijn moeder werkt op het kamp als kokkin.
Verleden: Zijn moeder nam hem en Anna in de zomer altijd mee naar het kamp, omdat ze daar werkte en ze haar kinderen niet alleen wilde laten in de zomer. Matthew is dan ook zo'n beetje opgegroeid op het kamp en kent alle plekken er uitstekend. Matthew heeft ondanks het ontbreken van een vader een rustige en normale jeugd gehad. Toen hij veertien was, begonnen hij en een paar vrienden een bandje in de oude garage van de Bennett's. Het liep allemaal wel goed tot twee jaar geleden, de band ging uit elkaar. Matthew is nooit gestopt met drummen en mist op het kamp zijn drumstel ook altijd.
Meer: Matthew wordt vaak Matt genoemd. Hij heeft altijd een paar drumstokjes bij zich en als hij een beetje afwezig is, trommelt hij ook wel eens random op een tafel of een ander oppervlak. Het is een echte goedzak die alles wel prima vindt en in ieder mens wel iets goeds ziet.

Naam: Roan Collins
Leeftijd: 18
Uiterlijk: Roan heeft rood, half lang haar en zijn gezicht zit vol met sproeten. Zijn ogen zijn groen en ze hebben een vrolijke twinkeling. Hij is nogal lang en best wel mager en zijn huid is erg bleek. Zijn kledingkast bestaat voornamelijk uit bloesjes, baggy spijkerbroeken en Converse All Stars.
Familie: Roan is de jongste uit een grote familie. Zijn ouders zijn al op leeftijd en hij heeft vier oudere broers (Nathan (36), Scott (33), Charlie (30) en Nick (28)), en drie oudere zussen (Rose (34), Yasmin (32) en de tweelingzusjes Meg en Gwen (24)). Zijn broers en zussen zijn allemaal het huis al uit. Roan heeft altijd goed met zijn broers en zussen overweg gekunt, en zijn familie is over het algemeen heel warm en aardig.
Verleden: Roan's bestaan was nogal een ongelukje. Zijn moeder was al bijna vijftig toen ze zwanger van hem raakte en de doktoren waren bang dat Roan een of andere afwijking zou hebben bij zijn geboorte, omdat zijn moeder al zo oud was. Hij werd uiteindelijk zes weken te vroeg geboren en werd meteen in een couveuse gelegd. De toestand was kritiek, maar toch kwam hij er weer bovenop en bleek hij een tamelijk normaal leven te kunnen lijden. Er bleek alleen iets mis te zijn met zijn longen en hij is hier meerdere keren, op jonge leeftijd, aan geopereerd. Toch kan Roan niet erg lang achter elkaar sporten en heeft hij een zwakke gezondheid. Op school mocht hij niet meedoen met gym, en dit vond hij vaak erg jammer.
Meer: Roan houdt veel van grappen maken en is over het algemeen een erg gezellig persoon. Hij vindt het soms echt verschrikkelijk dat hij zo'n zwakke gezondheid heeft, maar hij heeft het ook wel geaccepteerd en heeft er wel mee leren leven. Hij heeft zijn ouders erg moeten overhalen om naar het kamp te mogen, omdat hij twee weken voordat hij zou gaan een longontsteking had, maar uiteindelijk stemden ze toch in. Roan heeft al heel lang uitgekeken naar het kamp en heeft er ontzettend veel zin in.